Van oorsprong is een pelgrimstocht een tocht naar een ‘heilige plek’. De meest bekende pelgrimstocht is die naar Santiago de Compostela. Maar er zijn ook veel kleinere tochten, ook in Friesland. Tsjerkepaad organiseert regelmatig pylgertochten en kleasterrûntsjes. Ervaar rust en bezinning door deel te nemen aan één van de tochten.
Volgende Pylgertochten:
Nog niet bekend.
Deze film geeft een sfeerimpressie van het Friese landschap en de prachtige mogelijkheden voor pelgrims, wandelaars en fietsers. Santiago betekent Sint Jacob, Sint Jacobiparochie is de Friese tegenhanger van Santiago de Compostela, en wordt als zodanig door honderden pelgrims per jaar bezocht. De film is in opdracht van de Stichting Santiago aan het Wad gemaakt door Anton Stoelwinder filmproducties.
Het Spaanse Santiago de Compostela is voor velen het einddoel van hun pelgrimstocht. Echter: de weg ernaar toe, het onderweg zijn, is ook een betekenisvolle ontdekkingsreis. En dat kan in Fryslân met vier pelgrimsroutes en negentien kerkrefugio’s, waar je kunt overnachten. Pelgrims worden door vrijwilligers hartelijk ontvangen.
Het Jabikspaad is een pelgrimsroute met als startpunt Sint-Jacobiparochie aan de Friese Waddenkust. Al 20 jaar is dit een aanloop- en fietsroute naar het Spaanse Santiago de Compostela. Sinds 2018 zijn er drie Friese pelgrimsroutes bijgekomen: het St. Odulphuspad, Klooster Claercamppad en Bonifatius Kloosterpad.
De routes sluiten op elkaar aan en dekken de hele provincie. Ze ontsluiten vergeten kloosterhistorie in het Friese buitengebied en doorkruisen alle soorten streeklandschappen ’van wad tot woud’. Onderweg kunnen pelgrims in kerken overnachten.
In historische kerken zijn sinds 2018 overnachtingsmogelijkheden voor wandelaars en fietsers, die als pelgrim onderweg zijn. Ze bieden eenvoudige slaapplekken tegen een bescheiden vergoeding. De meeste kerken zijn eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Vrijwilligers beheren de kerken, die allemaal langs of in de buurt van de routes liggen. De contactgegevens van de refugio’s staan op de websites van de stichtingen Santiago aan het Wad, Jabikspaad en de Alde Fryske Tsjerken.
Het eerste klooster in het huidige Fryslân werd rond het jaar 760 gesticht door Augustijner monniken: het St. Bonifatius in Dokkum.
De orde der Augustijnen stichtte rond 1100 een vrouwenklooster te Miedum bij Tzum. De basis van de orde der Augustijnen was de leefregels, geschreven door theoloog, filosoof en kerkvader Augustinus (354-430).
In de 12e eeuw werden in het huidige Fryslân door verschillende orden zo’n tien kloosters gesticht. Rond 1300 stonden verspreid over het gehele gebied dertig kloosters. Naast de orde van de augustijnen kwamen er Benedictijnen, Bernardijnen (of Cistercienzers) en Dominicanen. De orderegels werden strenger toegepast en dit betekende dat er naast mannenkloosters vaak speciale vrouwenkloosters kwamen. In de 13e en 14e eeuw werd het aantal kloosters in Fryslân nog opmerkelijk uitgebreid. Diverse kloosters bouwden op afstand zogenaamde uithoven. Dit was vaak een boerderij, waar de landerijen in de omgeving in bezit waren van het moederklooster. Bijvoorbeeld de Mariënhof bij Bakkeveen. Dit was een uithof bestemd voor de turfgraverij voor het Norbertijner klooster Mariëngaarde bij Hallum. Een ander voorbeeld van een uithof is het klooster Steenkerk of Mariënbosch te Katrijp bij Luinjeberd. Ten zuiden van de huidige begraafplaats stond van 1301-1580 een vrouwenklooster. Het was eerst een uithof van het cisterciënzer Oldeklooster bij Hartwerd. Later ging het over naar de Duitse orde, terwijl de vrouwelijke bewoners de Steenkerk als kapel mochten gebruiken. Dit werd ook wel het Katrijper convent genoemd. In de 16e eeuw werd het klooster Mariënbosch opnieuw een cisterciënzer klooster en de prior werd tegelijk dorpspastoor van Luinjeberd.
De cisterciënzer orde of bernardijnen werd in 1098 gesticht in Citeaux. Het ligt in Bourgondië, in het oosten van Frankrijk. De stichting was een reactie op de slechte naleving van de Regels van Benedictus: armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. De belangrijkste abt was Bernard van Clairvaux (1090-1153). Het levensmotto van de kloosterlingen was: ora et labora (bid en werk). Het latijnse woord voor Citeaux is Cistercium en zo ontstond de naam cisterciënzers. In Fryslân werden kloosterlingen, naar hun habijt, schiere monniken genoemd. Sinds 2015 wordt onderzocht of een nieuwe vestiging van de cisterciënzers op Schiermonnikoog mogelijk is.
De Duitse orde, oorspronkelijk een ridderorde, noemden hun kloosters: commanderij. De orde ontstond als hospitaalbroederschap in Palestina tijdens de derde kruistocht (rond 1220). Deze werd omgevormd tot een ridderorde met meer aandacht voor militaire zaken. Teruggekeerd in Fryslân legden ze de nadruk op de zielzorg en het zielenheil. In 1228 stichtten zij bij de dan reeds bestaande kerk te Nes een commanderij en in 1243 werd de dekenaatskerk van Aldeboarn, de St. Pancraskerk, overgedragen aan de Duitse Orde. Hierdoor werd Aldeboarn de hoofdplaats van het dekanaat Bornego, waaronder 43 kerken en kapellen vielen. J.A. Mol schrijft in zijn boek “De Friese huizen van de Duitse Orde” dat op het kloosterterrein in de 16e eeuw een hospitael huys is gevestigd dat zo groot was dat het, naast ziekenboeg voor de broeders, waarschijnlijk ook dienst heeft gedaan als opvanghuis voor armen en passanten.
In de 14e en 15e eeuw krijgen de steden overal in Europa meer invloed op het omringende platteland. Ook Friese steden werden lid van het Hanze-verbond en probeerden macht uit te oefenen. Door de handel kregen zij geld ter beschikking. Op de landerijen van de kloosters kon voedsel worden geproduceerd. Daarnaast waren er landheren, die ook graag hun producten in de steden verkochten. Abten enerzijds en landheren, zoals de Donia’s, de Galama’s, de Harinxma’s en de Jongema’s anderzijds, probeerden hun invloed binnen de steden uit te breiden. De vetes werden bekend als strijd tussen de Schieringers en de Vetkopers. Begin 16e eeuw luwden de onderlinge machtsvetes. Een geschil over het gezag van de paus bracht vrijwel overal in Europa de mensen in beweging.